candidate.card.title

candidate.card.description

Pc 152.01 - Wegwijs in je rechten: arbeiders vrij onderwijs

04/01/2024
Inleiding
Je arbeidsovereenkomst
Je arbeidsduur
Je loon
Je eindejaarspremie
Werkkledij
Verplaatsingsonkosten
Arbeidsongeschiktheid
Vrijstelling van arbeidsprestaties (‘rimpeldagen’)
Tijdskrediet 
Klein verlet
Sociaal verlof
Eindeloopbaan
Syndicale premie
Aanvullend pensioen

Beste werknemer,

Welkom bij de BBTK. Welkom bij de BBTK. Wij zijn de centrale binnen het ABVV die jouw belangen altijd maximaal verdedigt. We doen dit op alle mogelijke niveaus van het sociaal overleg: van het sectoroverleg binnen het paritair comité tot in je onderwijsinstelling.

Op deze pagina geven we je een overzicht van de belangrijkste collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO’s) en maatregelen die voor de werknemers in het paritair comité 152.01 (arbeiders in het gesubsidieerd vrij onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap) van toepassing zijn. Je vindt hier de minimale sectorale afspraken die gemaakt zijn. Het is mogelijk dat jouw werkgever hiervan afwijkt, maar dit moet steeds in het voordeel zijn van de werknemers – en dus een verbetering van de sectorale afspraken zijn.

Heb je na het lezen nog vragen of opmerkingen? Neem gerust contact op met je BBTK-delegees of je lokale BBTK-afdeling. De adressen per afdeling vind je op onze website. 

Samen sterk!

Evert Persoon
Federaal secretaris Social Profit

Een arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur of bepaalde duur. Een arbeidsovereenkomst die gesloten is voor bepaalde duur moet, in tegenstelling tot een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur, schriftelijk opgesteld worden en geldt voor een duidelijk omschreven taak. Als hier niet aan is voldaan, wordt deze arbeidsovereenkomst beschouwd als een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur. Normaal gezien zullen ook arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde duur schriftelijk worden afgesloten.

In de sector van het vrij onderwijs moeten sommige taken enkel worden uitgeoefend tijdens schoolperiodes. Alle werknemers, uitgezonderd werknemers die tewerkgesteld zijn met een vervangingsovereenkomst, hebben een arbeidsovereenkomst van minstens één volledig schooljaar. Onder ‘volledig schooljaar’ verstaan we de periode tussen 1 september en 30 juni. Dit betekent meestal dat werknemers in de maanden juli en augustus moeten terugvallen op een werkloosheidsuitkering. In die periode van 10 maanden blijft je arbeidsovereenkomst uiteraard wel doorlopen tijdens schoolvakanties of lesvrije dagen. Het is mogelijk om tijdens de schoolmaanden overuren te presteren die in volle dagen gerecupereerd kunnen worden tijdens juli en augustus, meer hierover lees je onder het stuk ‘Arbeidsduur’.

Voor busbegeleiders (zowel zonaal als niet-zonaal leerlingenvervoer) is er een CAO die voorziet in een bestaanszekerheidvergoeding van 10 euro per dag die recht geeft op een werkloosheidsvergoeding of een ziekte-uitkering (max. 60 euro in de week) tijdens de maanden juli en augustus. Dit bedrag komt bovenop de werkloosheids- of ziekte-uitkering. Om hier recht op te hebben moet de busbegeleider op 1 juni tewerkgesteld zijn via een arbeidsovereenkomst van busbegeleider én tijdens de periode juli-augustus van hetzelfde kalenderjaar volledig uitkeringsgerechtigd werkloos zijn of van een ziekte-uitkering genieten.

Als je contract niet doorloopt tijdens de zomervakantie, heb je wel voorrang bij nieuwe aanwervingen na de vakantie voor het volgende schooljaar. Wanneer je opnieuw aangeworven wordt, wordt je eerder opgebouwde anciënniteit ook mee in aanmerking genomen voor de bepaling van je loon.

De gemiddelde arbeidsduur voor een voltijdse werknemer bedraagt 38u per week, verdeeld over 5 dagen. Mits het respecteren van de regels rond inhaalrust kan je werkgever je wel vragen om 40u per week te werken. 

Voor werknemers die enkel taken uitvoeren op momenten dat er leerlingen op school zijn, is het mogelijk om overuren te presteren die gerecupereerd kunnen worden tijdens de maanden juli en augustus. Deze ‘flexibele arbeidsregeling’ mag echter nooit opgelegd worden; je moet dus altijd akkoord gaan als werknemer. De overuren zijn ook begrensd: je mag per dag niet meer dan 9u presteren, per week mag je maximum 5 dagen overuren presteren en de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur moet ook gerespecteerd worden in de periode van 1 september tot 31 augustus.

Veel werknemers in de sector werken echter deeltijds. Voor hen geldt dat de arbeidsduur niet minder mag bedragen dan 13u per week en dat de minimale arbeidsduur per prestatie minstens 3u is. Toch zijn hier enkele afwijkingen op, afhankelijk van het aantal leerlingen in de instelling.

  • Arbeidsduur:
    • Kleuter- en lager onderwijs en internaten: 
      • 1 tot 50 leerlingen: minimum 2u per week.
      • 41 tot 180 leerlingen: minimum 3u per week.
      • 181 tot 300 leerlingen: minimum 4u per week.
      • 301 tot 400 leerlingen: minimum 8u per week.
      • Meer dan 400 leerlingen: minimum 13u per week (dit is de algemene regel).
    • Secundair en hoger onderwijs:
      • 1 tot 300 leerlingen: minimum 4u per week.
      • 301 tot 400 leerlingen: minimum 8u per week.
      • Meer dan 400 leerlingen: minimum 13u per week (dit is de algemene regel).
  • Minimale duur van een arbeidsprestatie: 
    • Kleuter- en lager onderwijs en internaten: 1u.
    • Secundair en hoger onderwijs: 2u.

De verloning van de werknemers in je sector gebeurt op basis van zes barema’s, die gekoppeld zijn aan vijf verschillende functiecategorieën. Je kan de functiecategorieën hieronder vinden. Let op: deze categorieën gelden enkel in het leerplicht onderwijs en dus niet voor het personeel in het vrij hoger onderwijs. 

  • Categorie 1

Schoonmakers, keukenmedewerkers, busbegeleiders, toe-zichter (voor- en naschoolse opvang, middagtoezicht) starten in barema 1. Door het volgen van een opleiding die door de sector erkend is gaan zij naar barema 2. 

  • Categorie 2

Nachtwakers, portiers, hulpkoks starten in barema 2. Na 5 jaar anciënniteit in deze functie of een gelijkaardige functie in dezelfde sector, gaan ze over naar barema 3. 

  • Categorie 3 – technische functies 

Schrijnwerkers, schrijnwerker-meubelmakers, mecaniciens, elektriciens, schilders, metselaars, tuiniers, geschoolde onderhoudswerkmannen, technische medewerkers IT starten in barema 4. Na 5 jaar anciënniteit in deze functie of een gelijkaardige functie in dezelfde sector gaan ze over naar barema 5. 

  • Categorie 4 

Koks, conciërges, buschauffeurs starten in barema 5. Na 5 jaar anciënniteit in deze functie of een gelijkaardige functie in dezelfde sector gaan ze over naar barema 6.

  • Categorie 5 
  • Chef-koks, leidinggevenden/coördinatoren, magazijniers starten in barema 6. Na 5 jaar anciënniteit in deze functie of een gelijkaardige functie in dezelfde sector wordt het bruto-uurloon met 0,45 euro (bedrag december 2023) verhoogd (= categorie 6).

Wanneer een functie niet opgenomen is in de bovenstaande lijst, moet je werkgever in de bestaande functies een functie zoeken die overeenstemt met de niet-opgenomen functie. Er is ook een overgangsbepaling voor zij die een functie hebben die wel in de oude functieclassificatie te vinden is, maar niet meer in de nieuwe: deze werknemers kunnen niet ingeschaald worden in een barema dat lager is dan het barema dat ze hadden voor de invoering van de nieuwe functieclassificatie.

Je kan de barema’s die gelden vanaf december 2023 vinden op onze website. Let op: dit zijn sectorale minimumbarema’s. Het is dus mogelijk dat jij momenteel een hoger loon ontvangt dan het geldende minimumbarema. In dat geval krijg je na 5 jaar anciënniteit in je functie een verhoging van je uurloon met 0,45 euro (bedrag december 2023) Onthoud dat je nooit minder kunt verdienen dan de minimumbarema’s in je sector.

De loonsverhogingen ten gevolge van anciënniteit gaan telkens in de eerste dag van de maand die volgt op de maand van je indiensttreding.

Voor het vrij hoger onderwijs is er één minimumbarema. Hier geldt dat elke hogere onderwijsinstelling autonoom de verloning van de werknemers kan bepalen, zolang deze niet onder het minimumbarema ligt. Het minimumbarema dat geldt vanaf december 2023 kan je eveneens op onze website vinden.

Bovenop je uurloon heb je soms ook recht op een haard- of standplaatstoelage. Dit is enkel wanneer je bruto-jaarloon onder een bepaald bedrag valt. Dit bruto-jaarloon wordt berekend zonder rekening te houden met premies, toeslagen of andere weddesupplementen. Voor het personeel in de hogere onderwijsinstellingen zit de toelage al in het uurloon inbegrepen.

De haard- en standplaatstoelage kunnen niet samen uitgekeerd worden, indien je in aanmerking komt heb je recht op de ene toelage of de andere. 

  • De haardtoelage is voor: 
    • De gehuwde of wettelijk samenwonende werknemers, tenzij de toelage al wordt toegekend aan de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner. 
    • Werknemers met één of meer kinderen ten laste. 
  • De standplaatstoelage is voor werknemers die geen recht hebben op een haardtoelage. 

Je eindejaarspremie bedraagt 2,5x je bruto weekloon vermenigvuldigd met het aantal maanden dat je hebt gewerkt binnen de referteperiode van 1 januari tot 31 december. Elke maand die je hebt gepresteerd, inclusief de gelijkgestelde dagen, geeft recht op 1/12de van de premie. Als je contract aanvat voor de 16de van een maand, of eindigt na de 15de van een maand, telt deze maand mee voor je eindejaarspremie.

Werknemers die geen recht hebben op een volledige eindejaarspremie, doordat ze geen 12 maanden hebben gewerkt of de instelling verlaten hebben in de referteperiode, hebben recht op een eindejaarspremie in verhouding. 

Er is ook een aanvullende eindejaarspremie voor sommige werknemers: 

  • Voor het contractueel en gesubsidieerd personeel (m.u.v. het personeel in de hogescholen en de zonale busbegeleiders) bedraagt de aanvullende eindejaarspremie 20% van de gewone eindejaarspremie.
  • Voor zonale busbegeleiders bedraagt de aanvullende eindejaarspremie maximaal 252,06 euro. De concrete berekening om tot het bedrag van je eindejaarspremie te komen gebeurt volgens de formule :

(252,06 x TWV1 x 1/10) + (252,06 x TWV2 x B/10)

TWV1 is de wekelijkse arbeidsvolume van de overeenkomst op 1 februari gedeeld door 38. A is het aantal maanden in dienst in de periode van januari tot juni. TWV2 is het wekelijks arbeidsvolume van de overeenkomst op 1 oktober gedeeld door 38. B is het aantal maanden in dienst in de periode van september tot december. 

De eindejaarspremie wordt in december uitbetaald. 

Werknemers die om dringende redenen ontslagen werden hebben geen recht op een eindejaarspremie. 

Het dragen van werkkledij is verplicht, tenzij een risicoanalyse heeft uitgewezen dat dit niet nuttig is omdat de activiteiten niet bevuilend zijn. Onder werkkledij wordt verstaan: een overall, een pak bestaand uit een broek en een jas of windpak, of een kiel of stofjas. Het gaat dus niet om beschermingskledij, maar kledij die ervoor zorgt dat de werknemer niet vuil wordt tijdens het uitvoeren van hun taken.

Je werkgever moet je dit gratis ter beschikking stellen vanaf het begin van je tewerkstelling. Je werkgever blijft wel eigenaar van de werkkledij en zorgt zelf ook voor de reiniging van deze kleren en voor de hernieuwing ervan op gepaste tijden. 

Als je werkgever geen werkkledij ter beschikking stelt, of niet zorgt voor de reiniging ervan, heb je recht op een vergoeding: 

  • Als je geen werkkledij ter beschikking hebt, en hier dus zelf in voorziet heb je recht op een vergoeding ter waarde van de niet geleverde kledij.
  • Als je werkgever je werkkledij niet onderhoudt heb je recht op een vergoeding van 1,95 euro per week met een maximum van 8,45 euro per maand.

Voor woon-werkverkeer geldt de volgende regeling: 

  • Openbaar vervoer: volledig terugbetaald. 
  • Privévervoermiddel:
    • Fiets

Per afgelegde kilometer heb je recht op 0,35 euro/km met een plafond van 2500 euro per jaar.

Deze vergoeding geldt ook voor elektrische fietsen en speedpedelecs.

  • Andere vervoermiddelen

Vanaf de vijfde afgelegde kilometer heb je recht op een bijdrage van je werkgever. Deze bijdrage is gebaseerd op de abonnementskosten voor treinverkeer en bedraagt 75% van deze kosten. 

Voor dienstverplaatsingen, andere dan woon-werkverkeer, in opdracht van je werkgever heb je recht op 0,4269 euro/km euro/km wanneer je je eigen privévervoermiddel gebruikt. Let op: voor het personeel van het vrij hoger onderwijs geldt dit bedrag niet. Zij hebben recht op 0,27 euro/km.

Om recht te hebben op een vergoeding van je verplaatsingskosten dien je de afgelegde afstand te vermelden in een verklaring op eer. Bij gecombineerd gebruik van verschillende verplaatsingsmiddelen vergoedt je werkgever je telkens volgens de modaliteiten die gelden voor elk verschillend gebruik. 

Je vervoerskosten worden minstens één keer per maand terugbetaald door de werkgever.

Eerst en vooral is het belangrijk dat je onmiddellijk je werkgever verwittigt wanneer je arbeidsongeschikt bent. Daarna moet je binnen de twee werkdagen die volgen een medisch attest bezorgen aan je werkgever. De specifieke regels over hoe je dit medisch attest kan bezorgen (elektronisch, aangetekend etc.) kan je vinden in je arbeidsreglement. Sinds 2023 moet je voor de eerste dag ziekte geen attest meer bezorgen, en volstaat het om je werkgever onmiddellijk te verwittigen. Dit is drie keer per jaar mogelijk, vanaf de vierde keer zal je wel moeten voorzien in een attest.

Arbeiders hebben de eerste 7 dagen ziekte recht op gewaarborgd loon. Dit wordt tot 30 dagen ziekte verminderd naar een percentage van je loon. Nadien heb je recht op een uitkering van je ziekenfonds. Bij een contract van bepaalde duur van minder dan drie maanden heb je geen recht op gewaarborgd loon en ontvang je onmiddellijk een uitkering van je ziekenfonds. 

Er is in je sector een regeling voor VAP-dagen, oftewel vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon. Deze regeling geldt echter niet voor het personeel in de hogescholen en de zonale busbegeleiders. Daarnaast is het ook afhankelijk van onderwijsinstelling tot onderwijsinstelling of het recht op VAP-dagen bestaat. Dit komt doordat onderwijsinstellingen in het verleden konden intekenen op dit systeem, maar scholen die dit destijds niet hebben gedaan kunnen dit niet meer doen. Ga dus goed na of je in jouw onderwijsinstelling recht hebt op VAP-dagen.

Scholen kunnen maximum 15 VAP-dagen toekennen. Om te bepalen wat één VAP-dag is wordt gekeken naar je contractuele arbeidsduur gedeeld door 5. Zoals eerder vermeld, ontvang je voor deze VAP-dagen je normale loon. VAP-dagen tellen voor je eindejaarspremie dan ook mee als effectief gewerkte dagen. 

Alle VAP-dagen moeten ten laatste een week voor de herfstvakantie vastgelegd worden en ten laatste op 31 augustus opgenomen zijn. Als je arbeidsovereenkomst tijdens een VAP-dag geschorst is, bijvoorbeeld door ziekte, kan je dit niet verzetten en verlies je deze VAP-dag dus.

Tijdskrediet is een individueel recht om je loopbaan te onderbreken of je prestaties gedurende je loopbaan te verminderen. Dit recht garandeert dat je achteraf terug aan het werk kan in je oorspronkelijke werkregeling. Tijdens het tijdskrediet krijg je een vergoeding om het loonverlies te compenseren. Naast het tijdskrediet met motief bestaat er ook een bijzondere vorm van tijdskrediet voor oudere werknemers, de landingsbanen genoemd. Hierop wordt verder ingegaan onder het hoofdstuk ‘eindeloopbaan’.

Binnen het tijdskrediet met motief wordt er een onderscheid gemaakt naargelang het motief: 

  • Tijdskrediet met motief opleiding: maximum 36 maanden.
  • Tijdskrediet met motief zorg (zorgen voor je kind dat jonger is dan 8 jaar, palliatieve zorgen verlenen of zorg/medische bijstand verlenen aan een zwaar ziek gezins- of familielid tot de 2de graad): maximum 51 maanden.

Let op: om recht te hebben op het opnemen van tijdskrediet met motief moet je minstens 24 maanden anciënniteit hebben.

 

Tijdens het opnemen van tijdskrediet met motief kan je een onderbrekingsuitkering krijgen van de RVA om het verlies van loon te compenseren. Daarbovenop kan je ook in aanmerking komen voor de Vlaamse aanmoedigingspremie. Heb je hier vragen over? Neem dan contact op met je BBTK-delegees of lokale BBTK-afdeling. Zij kunnen je het beste verder helpen met jouw individuele situatie.

Er zijn bepaalde familiale omstandigheden of burgerlijke verplichtingen die je recht geven op ‘klein verlet’. In zo’n geval mag je afwezig zijn op het werk, maar behoud je wel je loon. Er zijn een hele reeks gebeurtenissen die het recht op ‘klein verlet’ openen. Denk bijvoorbeeld aan een begrafenis of een huwelijk van een familielid, of je eigen huwelijksfeest of wettelijke samenwoning. Je kan een gedetailleerde lijst van deze gebeurtenissen terugvinden in je arbeidsreglement. Raak je er niet aan uit? Aarzel niet om je BBTK-delegee aan te spreken.

Het sociaal verlof, of verlof om dwingende redenen, geeft je recht op tien dagen onbezoldigde afwezigheid per jaar. Dwingende redenen zijn onvoorzienbare gebeurtenissen die een dringende en noodzakelijke tussenkomst vereisen. Een aantal voorbeelden zijn ziekte, ongeval of hospitalisatie van een persoon die met de werknemer samenwoont, of schade aan de woning van de werknemer door een brand of natuurramp. 

In zo’n gevallen verwittig je je werkgever op voorhand, of zo snel mogelijk, en mag je de tijd die nodig is afwezig zijn, met een maximum van 10 dagen per jaar.

Vanaf de leeftijd van 55 jaar tot aan je pensioen kan je je arbeidsprestaties verminderen tot  een halftijdse betrekking of met 1/5de. Deze zogenaamde landingsbanen zijn mogelijk als je voldoet aan de volgende voorwaarden: 

  • Je werkt in een bedrijf in herstructurering of moeilijkheden OF
  • Je bent een werknemer met een lange loopbaan (35 jaar als loontrekkende) OF
  • Je hebt gewerkt in een zwaar beroep gedurende 5 jaar in de afgelopen 10 jaar of 7 jaar in de afgelopen 15 jaar OF
  • Je hebt gedurende minstens 20 jaar gewerkt in een regime van nachtarbeid.

 

Daarnaast bestaat er ook het vroegere brugpensioen, het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag. Bij SWT ben je ontslagen om een andere reden dan een dringende reden, en heb je afhankelijk van je leeftijd en je beroepsloopbaan onder bepaalde voorwaarden recht op een aanvullende vergoeding van je werkgever. 

  • SWT lange loopbaan: 
    • Minstens 60 jaar zijn bij het beëindigen van je arbeidsovereenkomst EN
    • Een loopbaan van 40 jaar kunnen aantonen.
  • SWT zwaar beroep: 
    • Minstens 60 jaar zijn bij het beëindigen van je arbeidsovereenkomst EN
    • Een loopbaan van minstens 35 jaar kunnen aantonen EN
    • Ofwel minstens 5 jaar in de afgelopen 10 jaar, ofwel minstens 7 jaar in de afgelopen 15 jaar in een zwaar beroep gewerkt hebben. 
  • SWT nachtarbeid: 
    • Minstens 59 jaar zijn bij het beëindigen van je arbeidsovereenkomst EN
    • Een loopbaan van 33 jaar kunnen aantonen EN
    • Minstens 20 jaar in een arbeidsregime met nachtarbeid gewerkt hebben.

Elke maand betaal je een bijdrage aan BBTK zodat wij je rechten zouden verdedigen. Als wederdienst hiervoor ontvang je jaarlijks een sociaal voordeel, de syndicale premie. In jouw sector bedraagt deze premie 145 euro. 

Om deze premie te ontvangen moet je op 1 januari van het jaar voor het uitbetalingsjaar (dit is de referteperiode) lid zijn van BBTK. Geen paniek als dat niet het geval is: wie na 1 januari lid is geworden heeft recht op een syndicale premie die in verhouding staat tot het aantal maanden dat die aangesloten is binnen de referteperiode.

Tijdens je loopbaan wordt je aanvullend pensioen, ook wel de tweede pensioenpijler genoemd, opgebouwd. Om de drie maanden stort je werkgever een premie bij een pensioeninstelling. Het bedrag van deze premie staat gelijk aan 1% van je loon. Vanaf het moment dat je met pensioen gaat, wordt het opgebouwde bedrag samen met je wettelijk pensioen uitgekeerd. Je krijgt jaarlijks een overzicht van het opgebouwde bedrag via een pensioenfiche. 

Let op: de tweede pensioenpijler bestaat maar sinds 1 juli 2018 in jouw sector. Dit betekent dat de ‘spaarpot’ voor werknemers die toen al in dienst waren pas op dat moment is geopend.